Ons Zeeland 1934, Ons Zeeland Panorama, jaargang 1933, nummer 45, 6 april 1934
Goesch probleem
In Goes, ondanks het lentefeest,
kijken veel menschen zuur,
nu er een aanslag wordt gepleegd op een
decoratief figuur:
Den man, die nu reeds lang het corps
politiemannen leidt,
hetwelk op moord- en roofgebied
zich danig onderscheidt.
Zij vangen dieven bij 't dozijn,
en moord'naars bij de vleet;
De cellen puilen van 't gespuis,
dat wetten overtreedt.
Brigades kruisen dag en nacht
langs wallen en plantsoen,
en overmeest'ren hondjes die
daar vies hun plasje doen.
Geen wonder dat ontzetting staat
op ieder Goesch gelaat,
nu men 't voorstel vernam van den
zoo snooden Goeschen raad.
't Politiehoofd verdwijnen? Wat,
het stadje in gevaar!
Vrouw, man en kind'ren, alles prooi
voor dief en moordenaar?
Dat nooit! riep wild de burgervaar,
als jullie dat gaan doen,
dan smeer ik hem, onmiddellijk,
uit Goes met mijn pensioen!
0, zware keus om burgervaar
en veiligheidsbureau!
Hier is de wijshejd noodig van
een waren Salomo!
Jeugd en Spel in het Voorjaar
Als het voorjaar komt, rekt de mensch zich los van de luie kachelwarmte, en verlangt naar buiten. En zood ra de koude vlagen hun afscheid hebben gekregen, en een kalm zonnetje zijn rondreis begint, wordt men naar buiten gedreven, de jeugd vooral.
Want de spelletjes rond den haard hebben nu lang genoeg geduurd; jeugd verlangt naar een onbeperkte ruimte, waar men zich vrij kan uiten, en waar men niet dadelijk het gevaar loopt, zijn omgeving te beschadigen.
Met de lente vaart een nieuwe leefdrift in den mensch, en vooral in den jongen mensch. Het lichaam zoekt zijn oude veerkracht te herkrijgen in opwindende spelen.
Want opwindend is het spel van de jeugd. Het doet er niet toe welk spel, want elk spel heeft elementen van opwinding in zich.
De tol springt graag in de ruiten, het touwtje-springen heeft gevaren van struikelen en vallen, de slootjesspringerij herbergt den smaad van natte voeten.
Het heele spel der jeugd is een voortdurende behoefte, zich geheel vrij te kunnen geven aan de onstuimige behoefte aan beweging, welke in den winter zoo noodzakelijk moest worden beperkt.
Aan deze behoefte moet worden voldaan, daar zij natuurlijk is, en der jeugd eigen.
Daarom valt in dit seizoen weer eens het oog op het groote tekort aan veilige speelplaatsen in onze provincie.
Nog altijd schijnt de publieke weg aangewezen voor een groot deel der kinderspelen, en brengt deze situatie de veiligheid niet weinig in gevaar.
Men kan van een kind, dat zich geheel aan het opwindende jeugdspel heeft overgegeven, niet verwachten, dat het acht zal slaan op elk hoorn- of belsignaal. Men kan wel opmerken, dat dit toch noodzakelijk zou zijn, maar de werkelijkheid leert, dat zulks niet mogelijk is. En als men dan aan onze hoofdwegen de horden spelende kinderen ziet, houdt men dikwijls zijn hart vast.
Iedere automobilist of motorrijder kan getuigen van 't groote gevaar, dat kinderen langs den weg loopen. Waar volwassenen altijd op een of andere wijze reageeren op een signaal, moet men van een kind maar afwachten, of het 't signaal gehoord heeft, en dikwijls komt deze wetenschap te laat. Indien men den eisch stelt: geen kinderen op verkeerswegen, dan dient men te zorgen, dat er veilige speelplaatsen voor de jeugd zijn. In dezen tijd van werkloosheid, waarin menallerwege zoekt naar nuttige werkobjecten, zou het niet ondoelmatig zijn, indien men zijn aandacht eens op dit onderwerp liet vallen.
De wegen in Zeeland verbeteren de laatste jaren zeer, maar met deze verbeteringen neemt ook het snelverkeer toe.
Op onze hoofdwegen treft men allerwege spelende kinderen, tot gevaar van de weggebruikers en de kinderen zelf.
Het is een verkeerde methode, de snelheid der weggebruikers te beperken. De wegen zijn voor de weggebruikers, maar zijn onder geen voorwaarde bestemd als speelplaats. Moge dit besef doordringen, voor er slachtoffers vallen. De laatste jaren is Zeeland in dit opzicht helaas niet misdeeld ....
Zeeuwsch Leven
Ontegenzeglijk treft men soms in 't Zeeuwsche leven tafereeltjes, die op speelgoed lijken. Wanneer men van de hooge duinen of uit het hoog boven Zeeland cirkelend vliegtuig over de dorpjes kijkt en men ziet de kinderen met hun witte kapjes in de straten spelen, dan denkt men aan poppenspel. Geen wonder, dat de Zeeuwsche sierkunstenaar, de heer Abeleven, die midden in 't Zeeuwsche landschap woont, op de gedachte kwam, dat leven in miniatuur uit te beelden. Met een ongekend aantal houten figuren, die door hem werden vervaardigd. kunnen verrassende tooneeltjes worden opgebouwd. En immer varieerend. Voor onze kinderen een ideaal speelgoed van betere soort. Dat niet verveelt, en waarmee de aandacht wordt verscherpt. We laten enkele opgebouwde tooneeltjes en landschappen zien.
Zonnige Paaschdagen langs de Vlissingsche Boulevards
De Vlissingsche Boulevard is een attractie. Vooral op zonnige feestdagen, zooals we ze met Paschen hebben beleefd. De wandelaar kan er rustig genieten van zee, zon en lentelucht. Jammer, dat de Boulevards in hun geheel nog weinig geschikt zijn voor rijverkeer. Hier en daar zijn leelijke obstakels. En deze zijn zelfs ook voor den wandelaar hinderlijk. Maar we zullen maar blijven hopen. Misschien komt hier nog een verandering in en dan zou Vlissingen een der mooiste boulevards van het land kunnen bezitten.
Zeeuwsche Omroep
Hallo! Hallo! hier is de persdienst van den officieelen Zeeuwschen Omroep. Het verder vertellen van deze berichten, in welken vorm ook, is geoorloofd.
Men meldt ons uit Middelburg, dat daar door de jeugd een boomplantdag is gehouden, te welker gelegenheid er door diverse autoriteiten stroomen spreekwater vergoten zijn.
In deze droge periode zal dit den groei van het pas gepoot gewas zeer zeker ten goede komen!
Met zekere teleurstelling werd vorige week bericht, dat het eerste kievits-ei ditmaal niet in Zeeland is gevonden.
Men moet het volgende jaren eens probeeren met bet eerste Paaschei van den suikerbakker!
Vol verontwaardiging heeft de provincie kennis genomen van het feit, dat er geen Zeeuw in de erwtensteuncommissie is benoemd. Een protest naar Den Haag is afgezonden.
Wordt er geen gehoor aan gegeven, dan zal boontje wel om zijn loontje komen!
De rijkstuinbouwconsulent voor Zeeland heeft dringend gewaarschuwd tegen de perenschurft en bezorgde luisteraars vroegen ons of dit alweer 'n nieuwe huidziekte is.
In geen geval. Onder die rubriek vallen waarschijnlijk alleen de voetbal-"uitslagen"!
Uit Krabbendijke bericht men ons, dat de raad besloot, het keurloon voor pinken te verlagen.
Wanneer men nu nog wat gunstiger bepalingen treft voor de overige vingers ook, zal Krabbendijke zijn bijzonderen naam eer aan doen!
De boerenleenbank te St. Laurens bestond dezer dagen 20 jaar. De voorzitter heeft dit vierde lustrum herdacht en daarbij verklaard, dat de bank tot heden toe nog nimmer iets aan de leden had tekort gedaan.
Wij hopen dat, niettegenstaande dit laatste, de bank toch nog vele jaren zal bestaan!
Te 's Gravenpolder is een partijtje suiker, dat niet door vervoerbewijs gedekt was, door ambtenaren in beslag genomen en op het raadhuis gedeponeerd.
Wanneer het nu gaat regenen, weet men, waar er suikerwater te bekomen is!
Men seint ons uit Groede, dat het gemeentebestuur een aanvang heeft doen maken met de verbeteringswerkzaamheden in de "duinen:' met het doel om voor de zomergasten het natuurschoon te verhoogen. De knapste werkloozen zijn daarom uitgezocht!
B. en W. van Middelburg besloten, de Singelgracht uit te baggeren en de ter beschikking komende "specie" te storten in de Dampoortvest. We hebben er nooit van gehoord, dat daar ook een kassier gevestigd is!
Uit Ierseke schrijft men ons, dat deskundigen 'n studie-reis gemaakt hebben naar de Fransche schaaldieren. Zij bevonden, dat de Fransche oester even gezond is, als de Zeeuwsche ziek. Middelen worden beraamd om van meet af aan met saneering te kunnen beginnen. Zou een consultatie-bureau voor "oesters-zuigelingen" niet baten?
Een landbouwer te Tholen vond in zijn boomgaard de aardappels rondgestrooid, in 'n boom 'n wiedmachine en op het dak was een rijwiel geworpen; nog bleek een baal kunstmest in den regen gezet.
Wanneer er geen berichten komen uit De Bilt over een typhoon, zal er naar andere daders gezocht worden.
Tot de volgende week, dames en heeren!
Bie ons op 't durp.
Voe a'k varder vertelle van 't nieuwe 'uus in stad, bin d'r eest aere diengen; die d'andacht vroege, liek azze in vergaederiengen altied zegge.
Je begriept, noe a m'n in stad weune, worre m'n bienae elken aeven 'ier of daer op 't durp verzocht.
Je begriep ok we, das nie vanwege de vrinschap, maer alleenig omdat de menschen niesgierig bin, 'oe a je 't noe in stad 'eit.
Al die togenaemde vrinschap, da ken ik a zovee jaeren, dae kriege ze mien nie mi mee. Dus ik bluuf thuuswachte, mae de vrouwe gae bienae elken aeven mie de busse of op de fies nae gelank van 't weer, nae 't durp.
En azze dan thuus komt, en m'n legge een stuitje op bedde, en ik bin net to'n bitie in slaep 'erocht, dan roep ze:
Pier, luuster is, die meid van Jan van Mina en dan komt t'r een ver'ael zonder kop of gat van wa-bi-je-me.
En dan zeg ik: "Oor is 'ier, de nacht is om te slaepen, vertel dat noe merrege maer is.
Nee 'oor, zei ze dan, wan merrege bin 'k 'et glad wee vergete. Das netuurlijk gin waer, mae ze kan to mae d'r mond nie dicht 'ouwe, da kan gin een wuuf. En vannacht a je 't wee. Ik lag nog nie op m'n rik, of ze begon: Op 't durp zeje ze Pier, luuster je, of luuster je nie?
Ik gin antwoord. Pier, slaep je? Op 't durp vertelden ze luuster je noe of nie?
EEEE? Vertel dat merrege mae, ik gae slaepe, zee ik. Nee, noe mo j'ore, 't is toch eenvoudig verschrikkelijk. Ze prembeer op die meniere m'n wakker te kriege, en dan vertel ze:
Pier Janse, je weet we, die meid van z'n, dien jongsten, die loopt mie een vint die a gescheijen is.
Zo, zee ik, en wa zou dat. En noe, wa zou dat, da tou niks, zou ik zo zegge, mae de fermielje, die is t'r tegen. En die vint, die a gescheijen is, die werk bie z'n zeun de messelaer. En die 'ei wee een compejon. En noe was t'r van de weke een aevend 'ewist van 't meziek, en toen wou dien vint dat meisse naer 'uus brienge, mae die 'ei noe nog een zuster, en die stieng buten te wachten, en die wou d'r meesnokke, en die begon op te spelen, mae die vint zee: perdon, juffrou, mie joe e'k niks te maeken, en toen kwam den ouwen d'r ok a bie, en toen zee die vint : wat 'ei jie eigelijk tegen m'n?
En loen zee dien ouwen: niks, mae j'ei een kind. Afijn, daer 'eit 't eele durp om 'elache, Mae den aeren dag kwam de zeune bie z'n compejon, en die zee asdat t'n die knecht wou ontslae, daevoe.
Bi je noe zot? riep ik, en ik was ineens klaer wakker, da ontneem je een mensch z'n stik brood toch nie voe?
Bie ons' op't durp we, zee de vrouwe, die 't ok nog a boog von. Ja, zee ik, zo zie je a wee, as een baes zelf knechje 'ewist is, en ie wor deur iemand g'ollepe, dan diert 't gin 'alf jaer, of ie kiek mie verachtieng op de knechs neer, en 'um vergeet wat a t'n zelf 'ewist is.
0 mae, zee de vrouwe, en ze was 't glad mie m'n seens, en da 'beur nie dikkels.
Afijn, zukken diengen vertel ze dan, en da gae zo tot diepe in de nacht. Ieder z'n smaek, maer ik slaepe liever, das waer.
En noe zitte m'n in stad, en m'n kenne d'r bienae niemand, mae wil je we gloove, da'k blie bin, da'k is voe een stuitje van 't durp vort bin?
Al da kwaedgespreek, daer a'k den lesten tied noe toch zovee genog van, en anders doe ze nie: bie ons op 't durp.
En da zeit de vrouwe ok, mae ze kan toch mae nie laete, om nae 't durp toe te gae, en ik verdienke ze d'r van, dazze dae d'r schaai we in'aelt.
Ja, 't is een slechte gewente, en ik zie d'r 't nut ok nie van in, om altied over een aer te klessen.
Kommende weke za'k je weer is wat moois vertellen. En noe gae'k slaepe, wan mie al die ver'aelen van de vrouwe kom ik elke nacht slaep te kort.
Allee, tot kommende weke,
PIER VAN 'T HOF.